Fort 3 in Borsbeek, oorspronkelijk ontworpen om de onafhankelijkheid van België te verdedigen, biedt vandaag een bijzondere kijk op het militaire erfgoed van de 19e eeuw en vormt nu een culturele hotspot waar verleden en toekomst samenkomen. Dankzij een gefaseerde restauratie, gekenmerkt door respect voor historische authenticiteit en zorgvuldige integratie van hedendaagse functies, worden de gebouwen weer toegankelijk gemaakt voor publiek gebruik. De werken omvatten gevelrestauraties, gevelreconstructies, materiaalonderzoek en herbestemming van ruimtes, waardoor het erfgoed duurzaam wordt behouden en opnieuw een centrale rol speelt binnen de gemeenschap.
Frans Beirenslaan 2A, 2150 Borsbeek Gemeentebestuur BorsbeekGerealiseerd in 2022In samenwerking met: Tecon
Na de Belgische omwenteling van 1830 krijgt ons land een neutraal statuut opgelegd en wordt de onafhankelijkheid gewaarborgd door enkele toenmalige grote mogendheden. Onze strijdkrachten moeten echter, indien België wordt aangevallen, lang genoeg weerstand kunnen bieden om de grote mogendheden de tijd te geven een oplossing te zoeken. Rond het midden van de 19de eeuw duikt het idee van een Nationaal Reduit op, een grote, sterke vesting die als centraal punt voor de landsverdediging dient en als Verschanst Kamp, waarin regering en veldleger zich bij een vijandelijke overmacht kunnen terugtrekken, er kunnen werken, en indien nodig maandenlang standhouden om er op de hulp van de borgen te wachten.
De opdracht op Fort 3 bestaat uit twee onderdelen. In een eerste fase wordt gefocust op de linker zijcaponnière waarbij de gevels gedeeltelijk worden gerestaureerd, gedeeltelijk gereconstrueerd, de dakdichting wordt vernieuwd en een deel van de ruimtes wordt herbestemd tot culturele ruimte. De tweede fase bestaat uit een doorgedreven gevelrestauratie van het hoofdfrontgebouw en de rechter zijcaponnière. Hoewel de gebouwen in dezelfde periode werden opgetrokken, bevinden de gevels zich in een zeer verschillende toestand, wat tot een verschillende aanpak leidt. Voor beide fasen werd een restauratiepremiedossier opgemaakt, maar alvorens te starten met de opmaak van fase 2, werd een vooronderzoek uitgevoerd door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, om het exacte schadeproces bij deze gevels vast te stellen.
De gevel van de linker zijcaponnière is in de loop der jaren sterk gewijzigd. Dit resulteerde in een verlies van de leesbaarheid van de oorspronkelijke, historische vormgeving. Er werd besloten om de aanpassingen in de gevel ongedaan te maken en de originele gevel te reconstrueren. De gevel wordt ook bouwfysisch opnieuw in orde gebracht door het later aangebrachte cementvoegwerk te verwijderen en te vervangen door een meer compatibele kalkmortel. Verder werd ook beschadigd parament vervangen en werden beschadigde natuurstenen onderdelen hersteld. Tijdens de herstellingswerken werd steeds het principe gehanteerd om zoveel mogelijk oorspronkelijk materiaal te bewaren. Ook in het interieur werden restauratiewerken uitgevoerd; het baksteenmetselwerk van de wanden en vloeren werd volledig hersteld naar het oorspronkelijk uitzicht. In functie van de nieuwe invulling werden de ruimtes waar nodig van elkaar gescheiden door nieuwe deuren, volledig bestaande uit glas om het oorspronkelijke open karakter te behouden. Een deel van de linker zijcaponnière is ingericht als polyvalente ruimte met aanpalend een keuken. Deze ruimte is te huren van de gemeente voor verschillende doeleinden.
Aan de gevels van het hoofdfrontgebouw en de rechter zijcaponnière zijn in de loop van de jaren zeer weinig werken uitgevoerd waardoor de vormgeving nog steeds historisch correct is. De gevels vertonen een zeer doorgedreven degradatie. Het parament aan de buitenzijde bleek los te komen van de drager, waardoor plaatselijk reeds tot 40 cm baksteenmetselwerk was verdwenen. Niet alleen leidde dit tot een verlies aan historisch materiaal, het zorgde ook voor zeer gevaarlijke situaties in de nabijheid van deze vleugel.De oorzaak van deze verregaande degradatie was te vinden in de combinatie van de eigenschappen van de materialen in kwestie en vocht. Om een meer gedetailleerd inzicht te verkrijgen in het degradatieproces, werd het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium ingeschakeld. Zij namen stalen van de gebruikte materialen (baksteen, legmortel en natuursteen), voerden proeven uit in situ en in het laboratorium en maakten op basis van deze gegevens een model van de gevel waarop allerlei simulaties werden uitgevoerd. Uit de laboproeven bleek dat de leg- en voegmortel die werden gebruikt bij de bouw zeer fijne capillairen heeft. Deze materiaaleigenschap zorgt ervoor dat regenwater wordt vastgehouden, wat leidt tot een verzadigd parament. Gedurende periodes van vorst, waarbij het vocht in de gevel tot 10 à 12 cm diepte bevriest, zet het vocht in het voegwerk uit. In de verticale laag op een diepte van 10 cm, bevindt zich veel voegwerk (breedte stenen 9 à 10 cm), en deze laag wordt bijgevolg afgeduwd. Vervolgens zet het schadepatroon zich voort en wordt de volgende 10 cm aangetast. Op basis van het onderzoek en in overleg met het Agentschap Onroerend Erfgoed werd beslist om het volledige parament, ook de delen die zich nog in redelijke staat bevinden, tot op een diepte van 20cm te verwijderen. Er werd een nieuwe laag gemetst met bakstenen en mortels die qua eigenschappen zo dicht mogelijk aansluiten bij het historische materiaal, maar die toch beperkt worden aangepast om het schadepatroon een halt toe te roepen.